107-jarige Holocaustoverlevende krijgt Amsterdamse Andreaspenning

Mirjam Bolle-Levie heeft de Amsterdamse Andreaspenning ontvangen voor haar decennialange inzet voor onderwijs over de Holocaust. De 107-jarige Holocaustoverlevende is de laatste nog levende betrokkene bij de Joodse Raad.

De Andreaspenning is een onderscheiding van de gemeente Amsterdam, die wordt uitgereikt aan mensen die voor de stad een "uitzonderlijke prestatie verrichten met een landelijke uitstraling", bijvoorbeeld op het gebied van sport, wetenschap, journalistiek, kunst of politiek.

De Nederlandse ambassadeur in Israël reikte de onderscheiding namens de Amsterdamse burgemeester Halsema uit aan Bolle-Levie. De 107-jarige vrouw was in Jeruzalem bij de premièrevoorstelling van de film Verdwenen Stad. Die film gaat over de rol die de Amsterdams tramvervoersorganisatie GVB speelde bij de deportaties van Joden in de Tweede Wereldoorlog. Bolle-Levie vertelt in de film over haar oorlogservaringen.

Bolle-Levie was na de uitreiking zeer ontroerd, schrijft Het Parool. "Ik ben zeer onder de indruk van deze onderscheiding. Ik wist niet dat ik zo braaf ben geweest en zoveel heb gedaan voor de Holocausteducatie." Het is de eerste onderscheiding die ze krijgt.

Joodse Raad

In 1938 begon Bolle-Levie als secretaresse voor het Comité voor Joodsche Vluchtelingen. Dat was een Nederlandse hulporganisatie voor vluchtelingen uit nazi-Duitsland. Een aantal jaar later zetten de Duitse bezetters dat comité om in de Joodse Raad, om anti-Joodse maatregelen gemakkelijk in te voeren in Nederland.

Daarmee werd de Raad, die ooit bedoeld was om de Joden te beschermen, het doorgeefluik van de bezetter. Bolle-Levie behield haar functie en was de rechterhand van David Cohen, die samen met Abraham Asscher voorzitter was van de Raad.

Direct na de Tweede Wereldoorlog werd de handelwijze van de Joodse Raad het middelpunt van een morele discussie. Critici stellen dat de Raad zich meer tegen de Duitsers hadden kunnen verzetten.

Bolle-Levie zweeg lange tijd over dat verleden. In 1995 deed ze voor het eerst haar verhaal en verdedigde ze de Raad. "Cohen en Asscher treft geen blaam. Zij dachten destijds dat ze afspraken konden maken met de nazi's en zo de deportatie van Joden zo lang mogelijk konden uitstellen. Ze dachten dat ze goed deden."

In het verfilmde boek Het fatale dilemma werden die eerste interviews met Bolle-Levie vastgelegd.

In 2003 bracht ze het boek Ik zal je beschrijven hoe een dag er hier uitziet uit. In dagboekvorm zijn daarin de brieven gebundeld die ze tijdens de oorlog schreef aan haar verloofde. De brieven en verhalen van Bolle-Levie komen ook terug in de historische dramaserie De Joodse Raad, die begin dit jaar uitkwam.

nos.nl

Lees het volledige artikel over: nos.nl

ongelezen nieuws