Hoe krijg je rijke landen zover om niet een miljard, niet tientallen miljarden, maar honderden miljarden dollars extra beschikbaar te maken voor arme landen? Die vraag staat centraal op de klimaattop die vandaag begint in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe. Kenners noemen het de geldtop: al in het klimaatakkoord van Parijs in 2015 werd afgesproken dat er nu een nieuw financieringsdoel moet komen.
In 2022, twee jaar later dan beloofd, werd voor het eerst 100 miljard dollar opgebracht waarmee ontwikkelingslanden zich kunnen aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. Ook kunnen ze het investeren in alternatieven voor fossiele energie. In Bakoe moeten landen nu een nieuw bedrag afspreken dat ze de komende jaren moeten leveren. En dat moet fors meer zijn dan ze nu bijdragen.
"Er worden allerlei bedragen genoemd", vertelt Pieter Pauw, expert klimaatfinanciering van de TU Eindhoven. "Zo duikt geregeld een bedrag op van 1 biljoen dollar, oftewel duizend miljard." In aanloop naar de top noemt ook het Europees Parlement dat bedrag, bestaande uit giften en zeker ook veel leningen van publieke en private partijen. Daarmee kunnen de landen bijvoorbeeld dijken verstevigen, waarschuwingssystemen opzetten of windmolens bouwen.
"Het is een astronomisch bedrag, maar het kan wel", vindt Pauw. "En het moet ook, want de kosten van klimaatrampen, zoals afgelopen maand in Valencia en Florida, zijn pas echt astronomisch. Het hangt er zeer van af waar het geld vandaan komt. Als het meer leningen mogen zijn dan giften, wordt het makkelijker om het eens te worden over een hoger bedrag. Bij meer giften, zoals Afrikaanse landen willen, zal het bedrag lager uitkomen."
Rijk of arm?Nog moeilijker is de discussie wie er betaalt. Dat rijke landen grotendeels verantwoordelijk zijn voor de rekening, daarover zijn alle landen het eigenlijk wel eens. Maar wie er nu rijk is en wie niet, dat blijft een groot twistpunt.
Een belangrijk jaartal in die discussie is 2009. Destijds besloten landen op de klimaattop in Kopenhagen dat rijke landen binnen afzienbare tijd samen jaarlijks 100 miljard dollar beschikbaar moesten maken voor klimaatmaatregelen in ontwikkelingslanden. Die rijke landen waren de 25 geïndustrialiseerde landen die in 1992 tot de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) behoorden.
Destijds was dat een acceptabel onderscheid tussen rijk en arm, maar de wereld is flink veranderd sinds 1992. Landen als China en Saudi-Arabië, toen nog aangewezen als ontwikkelingslanden, hebben een stormachtige economische groei doorgemaakt en stoten nu veel CO2 uit. China is uitgegroeid tot de tweede economie van de wereld en de rijke landen, inclusief Nederland, vragen zich af of ze wel moeten meebetalen aan het versterken van Chinese dijken.
Andersom brengen landen als China daartegen in: wij zijn wellicht economisch hard gegroeid, maar we stoten per hoofd van de bevolking nog altijd minder CO2 uit dan veel rijke landen. En ook de historische broeikasgassenuitstoot en de klimaatrisico's zijn ongelijk verdeeld over de wereld.
Pauw van de TU Eindhoven deed lang onderzoek naar het klimaatfinanceringsvraagstuk en concludeert dat de discussie niet beslecht wordt als het blijft gaan over de vraag wie nu de rijke betalende landen moeten zijn en wie de ontvangende ontwikkelingslanden. "Daar ga je niet uit komen. Dat proberen ze al sinds 1992 en daar gaan ze geen formule voor ontwikkelen."
Daarom pleit hij er zelf voor om dit jaar over een nieuw systeem te praten, waarbij er niet alleen bijdragers en ontvangers zijn van het klimaatgeld, maar ook landen die zowel zouden kunnen bijdragen als geld ontvangen. "Of bijvoorbeeld een extra categorie landen die wel betaalt, maar dat op een vrijwilligere basis doet."
Druk op ketelHoe moeilijk de discussie ook is, zeker nu de VS zich de komende jaren naar verwachting niet van zijn meest voortvarende kant zal laten zien, Pauw verwacht dat de onderhandelaars er in Bakoe uit komen. "De vraag is wel hoe de beslissing eruit zal zien. Het zou kunnen dat het een vage doelstelling oplevert die later uitgewerkt moet worden, waar niemand tevreden over is maar wel mee kan leven."
Duidelijk is dat de druk hoog is, ook omdat sommige ontwikkelingslanden hun ambities op uitstootgebied verbinden aan de afspraken over dit soort financiën. "Als ze er niet uit komen, zijn we nog veel verder van huis. Dan gaan landen volgend jaar de klimaatambities ook minder verhogen. En ondertussen wordt klimaatverandering alleen maar erger."
nos.nl